De lagen van een groendak

1. Verhoogde rand

Eerst plaatst u een verhoogde rand langs het dak. Hierdoor wordt het dak een soort kom. Daarna legt u op het dak beschermingsfolie.

2. Regenpijp

Heeft het dak nog geen regenpijp? Dan maakt u deze op het laagste deel van het dak.

3. Drainagelaag

U rolt dan een drainagelaag uit over het dak. Deze laag heeft kleine kommetjes die het water opvangen.

4. Filterlaag

Nu is een filterlaag nodig. Deze filtert het water en houdt de wortels van planten tegen. Wortels mogen niet te nat worden. U kunt een losse filterlaag aanleggen. Soms zit bovenop de drainagelaag ook een filter.

5. Voedingsbodem voor de planten

Nu legt u een voedingsbodem aan voor de planten. Deze laag heet ook wel substraatlaag. Het is een lichte laag van organische korrels met poriën. Substraat bestaat uit bijvoorbeeld puimsteen, kleikorrels, kokosgruis, veen en humus. De laag moet passen bij de planten die erop komen. Hebt u een schuin dak? Leg dan het substraat in een kunststof raster in de vorm van een honingraat. Hierdoor schuift de laag niet weg. Leg om de waterafvoer grof grind, zodat het substraat niet wegstroomt.

6. De beplanting

Als laatste doet u de beplanting. Hebt u een sterk dak? Dan kunt u grotere planten nemen. Dit heet een intensief groendak. Kies bij een minder sterk dak voor een extensief groendak. Dit groendak bestaat uit vetplantjes (sedum). Vetplantjes kunnen goed tegen droogte en slaan veel water op. U kunt ze combineren met gras, mos en kruiden. Hoe plant u deze vetplantjes? Door bijvoorbeeld stukjes sedum uit te zaaien over de substraatlaag. Maak en houd alles goed nat, zodat de stekjes wortels krijgen. U kunt ook plantjes in het substraat planten. Of kies voor voorgekweekte bakjes sedumplanten. Er bestaan ook sedummatten die u kunt uitrollen.